ECLI:NL:CRVB:2021:1099

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
16/1926 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 16/1926 WAO) tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Besli, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden Nederland van 17 februari 2016. Tijdens de zitting op 29 maart 2018 is de appellant verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door mr. K. Bollier.

Het onderzoek is heropend en er is een deskundige benoemd die op 11 maart 2019 een rapport heeft uitgebracht. Op 18 oktober 2019 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft mr. Besli namens de appellant op 19 november 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant, waardoor de intrekking van het beroep gerechtvaardigd was. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 3.392,-, inclusief kosten voor rechtsbijstand en andere gemaakte kosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door B.J. van de Griend, met K.R. van Renswoude als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 april 2021
16/1926 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden Nederland van
17 februari 2016, 15/2250 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Besli, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Besli. Het Uw is verschenen bij gemachtigde
mr. K. Bollier.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. Deze heeft op 11 maart 2019 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 18 oktober 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 19 november 2019 heeft mr. Besli namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 oktober 2019 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.068,- in beroep en € 1.602,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De kosten van het Medisch Advies Loket B.V. en de Testpsycholoog van € 242,- en van
€ 480,- komen eveneens voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.392,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 april 2021.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) K.R. van Renswoude