ECLI:NL:CRVB:2021:1076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het bestuur tot wijziging van voorwaarden voor nevenwerkzaamheden van een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, werkzaam bij het Maastricht UMC+, had toestemming gekregen om nevenwerkzaamheden te verrichten, maar het bestuur van het ziekenhuis heeft deze voorwaarden tussentijds gewijzigd. De Raad oordeelt dat het bestuur in beginsel bevoegd is om op elk moment nadere voorwaarden te verbinden aan de verleende toestemming voor nevenwerkzaamheden, mits de situatie daartoe aanleiding geeft. De Raad bevestigt dat er voldoende aanleiding was voor het bestuur om de voorwaarden te wijzigen, gezien de mogelijke belangenverstrengeling die was ontstaan door de nevenwerkzaamheden van de appellant.
De appellant had eerder een overeenkomst gesloten waarin hij toestemming kreeg voor nevenwerkzaamheden, maar na signalen van mogelijke belangenverstrengeling heeft het bestuur aanvullende voorwaarden gesteld. De rechtbank had het bezwaar van de appellant tegen deze wijziging van de voorwaarden afgewezen, en de Raad bevestigt deze beslissing. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de wijziging van de voorwaarden noodzakelijk was om belangenverstrengeling te voorkomen. De Raad wijst ook het beroep van de appellant op het gelijkheidsbeginsel af, omdat de omstandigheden van zijn collega’s wezenlijk verschillen van die van hem.
De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van het bestuur in het kader van de CAO Universitair Medische Centra en de terughoudende toetsing door de rechter. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij geen veroordeling in proceskosten wordt uitgesproken.