ECLI:NL:CRVB:2021:1049
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het hoger beroep was ingesteld door mr. D.F. de Rooy namens appellant. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Daarnaast bevatte het ingediende beroepschrift geen gronden, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar heeft geen gebruik gemaakt van de geboden termijnen. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht en het ontbreken van beroepsgronden leiden tot de conclusie dat appellant in verzuim is geweest.
Gelet op deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek te doen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken verzet aan te tekenen.