ECLI:NL:CRVB:2021:1009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellanten, die sinds 7 december 2012 bijstand ontvingen van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen, hebben hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college dat hen verplichtte om financiële gegevens te overleggen met betrekking tot hun vrijwilligerswerk. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellanten de gevraagde financiële gegevens tijdig hebben overgelegd en dat de opgelegde verplichtingen geen financiële consequenties voor hen hebben gehad. De beroepsgrond van appellanten dat de verplichtingen als een sanctie moeten worden gezien, werd door de Raad als louter principieel van aard beschouwd. Ook het betoog dat het college in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld door telkens een schriftelijke machtiging te vragen, werd als principieel afgewezen.
De Raad concludeerde dat appellanten onvoldoende procesbelang hadden bij een beoordeling van hun hoger beroep, aangezien het resultaat dat zij nastreefden niet daadwerkelijk kon worden bereikt. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van griffier J.B. Beerens, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.