ECLI:NL:CRVB:2021:1000
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich ziek had gemeld vanwege een fractuur van de linkerenkel, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat er voldoende rekening was gehouden met de medische beperkingen van appellante, waaronder haar ADHD-klachten.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar beperkingen waren onderschat. Ze voerde aan dat ze niet stabiel kan staan en moeite heeft met lopen op oneffen ondergrond, en dat ze snel last heeft van prikkels. Ter onderbouwing overhandigde ze een rapport van een medisch adviseur. Het Uwv verwees naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de functies die aan de berekening ten grondslag lagen, medisch geschikt waren. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.