Uitspraak
19/3042 AW
14 juni 2019, 18/7048 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn aanspraken, waaronder het recht op doorbetaling van zijn bezoldiging, met onmiddellijke ingang vervielen. Dit bezwaar was ingediend na de wettelijke bezwaartermijn van zes weken, wat leidde tot een niet-ontvankelijkverklaring door de minister. De rechtbank had het beroep tegen deze niet-ontvankelijkverklaring ongegrond verklaard.
In hoger beroep betoogde de appellant dat hij geen uitnodiging voor de zitting had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat de uitnodiging correct was verzonden naar het laatst bekende adres van de appellant. De Raad bevestigde dat de bekendmaking van het besluit in overeenstemming was met de wettelijke vereisten en dat de bezwaartermijn was gaan lopen na de bekendmaking. De stelling van de appellant dat hij in detentie verbleef in Suriname en daardoor niet in staat was om tijdig bezwaar te maken, werd niet als verschoonbare termijnoverschrijding erkend, vooral omdat hij geen bewijs had geleverd voor deze claim.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.