Uitspraak
17/7840 WIA
OVERWEGINGEN
28 oktober 2016. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant berekend op 0%. Het Uwv heeft bij besluit van 23 november 2016 vastgesteld dat appellant met ingang van 24 januari 2017 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 4 mei 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 1 mei 2017 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van
28 oktober 2016 rekening gehouden omdat in de informatie van de huisarts is vermeld dat er een vermoeden is van een HNP. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat er op basis van de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek en de informatie van de neuroloog geen aanknopingspunten zijn om meer beperkingen aan te nemen. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd waarom appellant niet voldoet aan de criteria voor een urenbeperking. In het rapport van 18 juli 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit nog nader gemotiveerd en geconcludeerd dat er gezien de diagnose, de medische informatie en het dagverhaal van appellant geen indicatie is voor het aannemen van een urenbeperking. Tot slot geeft de in 3.1 vermelde brief van 12 december 2017 van i-psy geen aanleiding om te twijfelen aan de door het Uwv vastgestelde psychische belastbaarheid van appellant, waarbij hij beperkt is geacht op het beoordelingspunt 2.8 (conflicthantering). De brief dateert van ruim na de datum in geding en bevat geen medische informatie over de gezondheidssituatie van appellant ten tijde van de datum in geding. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 20 december 2018 benadrukt dat hij bij psychisch oriënterend onderzoek geen aanwijzingen heeft gevonden voor een psychisch toestandsbeeld. Nu er geen aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de FML van 28 oktober 2016 bestaat er geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige, zoals appellant heeft verzocht.