ECLI:NL:CRVB:2020:935

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
19/5319 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had op 13 mei 2019 een aanvraag om bijstand ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Na het indienen van de aanvraag ontving appellant vier voorschotten, maar het college verzocht appellant om aanvullende informatie, waaronder bankafschriften van zijn rekeningen. Appellant voldeed niet aan dit verzoek, wat leidde tot het besluit van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen en de verstrekte voorschotten terug te vorderen. Appellant stelde dat hij door zijn licht verstandelijke beperking en beperkte beheersing van de Nederlandse taal niet in staat was om de gevraagde informatie tijdig te overleggen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad benadrukte dat appellant, ondanks zijn beperkingen, de mogelijkheid had om hulp in te schakelen om de benodigde gegevens te verkrijgen. De termijn die het college had gesteld voor het aanleveren van de bankafschriften werd als redelijk beschouwd, gezien de aard van de informatie die werd gevraagd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

19/5319 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
10 december 2019, 19/4494 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
Datum uitspraak: 14 april 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 13 mei 2019 bij het college gemeld voor het doen van een aanvraag om bijstand. Hij heeft toen een aanvraagformulier en een bewijsstukkenbijlage ontvangen. Appellant heeft de aanvraag op 17 mei 2019 ingediend. Het college heeft daarna vier keer een voorschot uitbetaald aan appellant, in totaal € 425,-.
1.2.
Het college heeft appellant op 11 juni 2019 een brief gestuurd omdat het over onvoldoende informatie beschikte om de aanvraag te kunnen behandelen. In de brief heeft het college gevraagd gegevens te verstekken, waaronder afschriften van zijn bankrekeningen over de periode van 1 november 2018 tot en met 31 mei 2019. Appellant moest die gegevens uiterlijk 18 juni 2019 inleveren. Het college heeft appellant er daarbij op gewezen dat, als hij de gevraagde gegevens niet of niet volledig inlevert, de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Appellant heeft bankafschriften ingeleverd van rekening (…)066, maar geen bankafschriften ingeleverd van rekening (…) 074 .
1.3.
Het college heeft bij besluit van 24 juni 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 augustus 2019 (bestreden besluit), de aanvraag van appellant buiten behandeling gesteld en de verleende voorschotten tot een bedrag van € 425,- van hem teruggevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij voert aan dat hij een licht verstandelijke beperking heeft, in psychisch opzicht een kwetsbare persoon is en de Nederlandse taal niet machtig is. Hij was daarom niet in staat de gevraagde ontbrekende bankafschriften tijdig in te leveren. Zijn psychische gesteldheid vormde ook een groot obstakel om nader uitstel te vragen voor het inleveren van de ontbrekende stukken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Niet in geschil is dat de aan appellant gevraagde bankafschriften van belang waren voor de beoordeling van de aanvraag. Evenmin is in geschil dat appellant van één van zijn twee bankrekeningen, die met het nummer (…)074, geen afschriften heeft overgelegd.
4.3.
Appellant heeft een psychologisch onderzoeksverslag overgelegd dat door een gedragsdeskundige is opgemaakt na een onderzoek op 9 maart 2017. In dat rapport staat dat appellant in geringe mate de Nederlandse taal spreekt, hij licht verstandelijk beperkt is en dat het wenselijk is dat hij ondersteuning verkrijgt omdat op verschillende vlakken hem veel informatie zal ontgaan en regelzaken hem veel moeite zullen kosten. Anders dan appellant betoogt, staat dit er niet aan in de weg dat het college bij afweging van de rechtstreeks betrokken belangen in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid de aanvraag buiten behandeling te laten. Als appellant de Nederlandse taal onvoldoende machtig is en hij hulp nodig heeft om de benodigde gegevens in te leveren, dan had het op zijn weg gelegen om derden in te schakelen die hem daarbij kunnen helpen. Die derde had hem eventueel ook kunnen helpen om het college uitstel te vragen. De geboden termijn van een week om de bankafschriften in te leveren was niet te kort, gelet op de aard van de verzochte informatie en het feit dat appellant van bankrekening (…)066 wel tijdig afschriften heeft overgelegd.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2020.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) R.B.E. van Nimwegen