ECLI:NL:CRVB:2020:930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bijstand als zelfstandige wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een zelfstandige ondernemer, had een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) omdat zijn bedrijfsactiviteiten in het vastgoed waren teruggelopen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag afgewezen, onderbouwd door een advies van Motivity B.V. dat concludeerde dat het bedrijf van de appellant niet levensvatbaar was. De Raad heeft vastgesteld dat het college zich terecht op dit advies heeft gebaseerd en dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de zorgvuldigheid van het advies te twijfelen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de inschrijving van de appellant in het handelsregister en de aanvraag voor bijstand. De appellant had een voorschot van € 570,- ontvangen, maar het college heeft dit bedrag teruggevorderd na de afwijzing van de aanvraag. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn bedrijf wel levensvatbaar is en dat hij gesprekken heeft met verschillende opdrachtgevers, maar de Raad oordeelde dat deze stellingen niet voldoende onderbouwd waren. De beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf moet plaatsvinden op het moment van de beslissing op de aanvraag, en niet op basis van latere ontwikkelingen.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.