ECLI:NL:CRVB:2020:922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.E. Fortuin
- F.E.M. Boon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante op basis van de Wet WIA na een auto-ongeluk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die als haarstyliste werkte, had zich op 15 januari 2015 ziek gemeld na een auto-ongeluk, wat leidde tot rug- en nekklachten, en later ook psychische klachten. Het UWV had vastgesteld dat appellante met inachtneming van haar beperkingen, zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), arbeidsongeschikt was voor haar laatst verrichte werk, maar gedeeltelijk arbeidsgeschikt was voor andere functies. De mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 50,82%.
Appellante was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep herhaalde zij haar standpunt dat zij volledig arbeidsongeschikt was en voerde aan dat de geselecteerde functies niet geschikt waren. De Raad oordeelde dat het UWV voldoende had gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt waren. De Raad onderschreef de eerdere oordelen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de FML.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van E. Diele als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 april 2020.