ECLI:NL:CRVB:2020:846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid van geduide functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot de hoogte van zijn loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant, die zich op 24 februari 2014 ziek meldde, had een aanvraag ingediend op grond van de Wet WIA. Na een medisch onderzoek werd vastgesteld dat hij 44,39% arbeidsongeschikt was, wat later door het Uwv werd herzien naar 57,53%. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant, waaronder de ondergeschatte fysieke en psychische klachten, en de geschiktheid van de geduide functies, beoordeeld. De Raad concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts voldoende onderbouwd was. De Raad oordeelde dat de geduide functies in medisch en arbeidskundig opzicht geschikt waren voor appellant, ondanks zijn klachten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.