ECLI:NL:CRVB:2020:845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch oordeel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die zich ziek had gemeld met schouderklachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante medische informatie had betrokken in zijn beoordeling.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij volledig arbeidsongeschikt is door zijn hernia en psychische klachten. Hij betwistte de geschiktheid van de geselecteerde functies en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.