ECLI:NL:CRVB:2020:840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
Op 1 april 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Appellant, die als postbode werkte, had zich op 24 maart 2015 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een beoordeling die concludeerde dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er voldoende onderbouwing is voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid. Appellant voerde aan dat er meer beperkingen waren dan door het Uwv aangenomen, maar de Raad volgt de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv. De verklaring van de bedrijfsarts, die na de datum in geding was afgegeven, werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad bevestigt dat de arbeidsongeschiktheid van appellant op de relevante datum correct is vastgesteld op minder dan 35%, en dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was.
De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij claims voor arbeidsongeschiktheid en de rol van verzekeringsgeneeskundige beoordelingen in het proces. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.