ECLI:NL:CRVB:2020:821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toegenomen arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid, heeft het Uwv geweigerd om opnieuw een WIA-uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen toename van beperkingen was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden van appellante herhalingen zijn van eerder aangevoerde argumenten. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.