ECLI:NL:CRVB:2020:804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en juistheid medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen. Appellante, die eerder als cateringmedewerker werkte, had zich ziek gemeld vanwege spataderen en psychische klachten. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 4 juni 2017. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar beperkingen waren onderschat.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid daarvan. In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat en dat haar klachten waren toegenomen. Het Uwv heeft de eerdere uitspraak verdedigd en verwezen naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op minder dan 35% heeft vastgesteld. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling en de geschiktheid van de geselecteerde functies correct waren en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.