ECLI:NL:CRVB:2020:802
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid functies na herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is vastgesteld op 36,72% na een herbeoordeling door het Uwv. Appellante, die eerder 100% arbeidsongeschikt was verklaard, heeft in 2017 een herbeoordeling aangevraagd, die resulteerde in een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch oordeel van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies kon ondermijnen. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar psychische klachten onvoldoende zijn meegewogen, vooral na een suïcidepoging in 2017. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist zijn. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een andere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.