ECLI:NL:CRVB:2020:798
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsvermogen onder de Wajong 2015 na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1986, had een Wajong-uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv had na een herbeoordeling vastgesteld dat zij arbeidsvermogen had en haar uitkering verlaagd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat door de verzekeringsartsen was uitgevoerd. De Raad volgde de conclusie dat appellante in staat was om één uur aaneengesloten te werken en dat er geen reden was om aan te nemen dat zij niet in staat was om vier uur per dag belastbaar te zijn. De ingebrachte informatie door appellante, waaronder rapporten van medisch adviseurs, werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om het eerder ingenomen standpunt van het Uwv te veranderen.
De Raad benadrukte dat de door appellante ingediende medische informatie en expertise niet voldoende waren om te concluderen dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor arbeidsparticipatie zoals gesteld in de Wajong 2015. De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.