Uitspraak
/19.1014 AW
12 februari 2019, 18/1517 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Defensie ongegrond heeft verklaard. Appellant, die sinds 15 februari 2016 gedetacheerd is bij de Nationale Politie, heeft zich herhaaldelijk niet aan afspraken gehouden, waaronder het niet bereikbaar zijn voor piketdiensten. Na een gesprek op 29 mei 2017, waarin appellant werd aangesproken op zijn functioneren, heeft hij opnieuw de gemaakte afspraken geschonden. Dit leidde tot een melding van een verstoorde arbeidsrelatie en de staatssecretaris besloot om appellant tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen en zijn toelage onregelmatige dienst te beëindigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om appellant tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen. De Raad stelt vast dat appellant niet heeft aangetoond dat er toezeggingen zijn gedaan die hem de verwachting gaven dat hij zijn verbetertraject onder alle omstandigheden zou kunnen afmaken. De Raad bevestigt dat de beëindiging van de toelage onregelmatige dienst terecht is, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij onregelmatige diensten verrichtte tijdens zijn tijdelijke tewerkstelling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.