ECLI:NL:CRVB:2020:773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de Anw wegens gebrek aan verzekering
In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw) na het overlijden van haar echtgenoot op 19 februari 2017. De echtgenoot ontving op het moment van zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag op 17 juli 2017 afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Dit besluit werd in een beslissing op bezwaar op 23 november 2017 bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de Anw, omdat hij ten tijde van zijn overlijden niet woonde of werkte in Nederland. Ook was er geen bewijs dat hij verzekerd was op basis van Marokkaanse wetgeving of dat hij had deelgenomen aan de vrijwillige verzekering voor de Anw.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij als weduwe recht heeft op een nabestaandenuitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft echter het oordeel van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de situatie van appellante niet leidt tot een verplichting voor de Svb om een nabestaandenuitkering toe te kennen, ondanks de wettelijke bepalingen van de Anw. Het hoger beroep is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.