ECLI:NL:CRVB:2020:74
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na weigering van een WIA-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en later ook psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en dit oordeel werd door de Centrale Raad onderschreven. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijke was. Appellant had aangevoerd dat de verzekeringsarts niet alle klachten had besproken en dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig was verricht. De Raad concludeerde echter dat de verzekeringsarts alle relevante informatie had meegenomen en dat er geen reden was om aan de conclusies van de artsen te twijfelen. De Raad bevestigde dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen en wees het verzoek om een onafhankelijke deskundige af. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.