ECLI:NL:CRVB:2020:723
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellante, die sinds 2008 een Wajong-uitkering ontvangt vanwege psychische klachten, was het niet eens met de beoordeling van het Uwv dat zij per 1 januari 2018 arbeidsvermogen heeft. Het Uwv had na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek vastgesteld dat appellante in staat was om ten minste vier uur per dag te werken, wat leidde tot de verlaging van haar uitkering.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er een zorgvuldige medische beoordeling had plaatsgevonden. Appellante had medische informatie overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om een taak te verrichten.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij geen arbeidsvermogen heeft en dat zij niet in staat is om te werken. De Raad oordeelde echter dat appellante in hoger beroep niet met nieuwe argumenten kwam en dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek had verricht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.