In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had op 26 september 2017 een aanvraag voor bijstand ingediend op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant geen geldig legitimatiebewijs heeft overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken daartoe. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De appellant had de mogelijkheid om de legeskosten voor het legitimatiebewijs voor te schieten, maar heeft dit aanbod niet geaccepteerd. De Raad oordeelt dat de verplichting om een geldig legitimatiebewijs te tonen niet afhangt van de financiële situatie van de appellant. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De gronden die de appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn grotendeels herhalingen van eerdere argumenten en de Raad heeft geen aanleiding gezien om van het oordeel van de rechtbank af te wijken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.