ECLI:NL:CRVB:2020:718

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
18/1394 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing zorgkantoor met betrekking tot schadevergoeding en proceskosten

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Skála, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het zorgkantoor, Stichting Zorgkantoor Menzis. Het zorgkantoor had op 14 oktober 2019 een nieuwe beslissing genomen, waar appellant het niet mee eens was. Op 12 november 2019 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het zorgkantoor in de proceskosten. Het zorgkantoor heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Awb, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. Aangezien het zorgkantoor met de nieuwe beslissing volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, heeft de Raad besloten het zorgkantoor te veroordelen in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep.

De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor bezwaar, € 2.100,- voor beroep en € 2.625,- voor hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 5.775,-. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het zorgkantoor wenden. De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 maart 2020
18/1394 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
31 januari 2018, 15/4556 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Stichting Zorgkantoor Menzis (zorgkantoor)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Skála hoger beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft op 14 oktober 2019 een nieuwe beslissing genomen.
Bij brief van 12 november 2019 heeft mr. Skála namens appellant het hoger beroep ingetrokken en aan de Raad verzocht het zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten.
Het zorgkantoor heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het zorgkantoor met de nieuwe beslissing van 14 oktober 2019 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het zorgkantoor te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Appellant heeft bij brief van 25 oktober 2019 een berekening van de punten voor de proceskosten overgelegd. Het zorgkantoor heeft desgevraagd bij brief van
2 december 2019 meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen deze puntentelling. Derhalve worden de proceskosten begroot op € 1.050,- in bezwaar (2 punten), € 2.100,- in beroep (4 punten) en € 2.625,- (5 punten) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het zorgkantoor wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het zorgkantoor in de kosten van appellant tot een bedrag van € 5.775,-.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
18 maart 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier