ECLI:NL:CRVB:2020:706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2019. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 8 november 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor appellant besloot het hoger beroep in te trekken. Namens appellant heeft mr. E.A.M. Brouwers-Bouwman, advocaat, het hoger beroep ingesteld en later ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waaronder de eigen bijdrage, griffierecht en reiskosten.
De Raad heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.076,46, bestaande uit € 1.050,- voor verleende rechtsbijstand en € 26,46 voor reiskosten. De kosten voor de eigen bijdrage en griffierecht komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze niet zijn opgenomen in de limitatieve opsomming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.S. van der Kolk, met C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om kosten te verhalen op het bestuursorgaan wanneer zij in het gelijk worden gesteld na intrekking van hun beroep.