ECLI:NL:CRVB:2020:704
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van ouderdomspensioen van alleenstaandennorm naar norm gehuwden in het kader van gezamenlijke huishouding
Op 10 maart 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de herziening van het ouderdomspensioen van appellant. De zaak betreft de wijziging van de alleenstaandennorm naar de gehuwdennorm van de Algemene Ouderdomswet (AOW) per 1 februari 2017. Appellant, die samenwoont met V, had deze gezamenlijke huishouding niet gemeld aan de Sociale Verzekeringsbank (Svb), wat in strijd is met zijn inlichtingenverplichting. Appellant stelde dat hij recht had op de alleenstaandennorm omdat hij invalide is en afhankelijk is van zorg die V, zonder eigen inkomen, verleent.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder had geoordeeld dat de herziening van het pensioen terecht was. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die tot de gezamenlijke huishouding hebben geleid, evenals de motieven van de betrokkenen, niet relevant zijn voor de vraag of er sprake is van een gezamenlijke huishouding. De Raad benadrukte dat appellant en V verzekerd zijn van een inkomen tot het sociaal minimum door de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen.
Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na verzending.