ECLI:NL:CRVB:2020:702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering wegens vaststelling arbeidsongeschiktheid onder de 35%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen. Appellante, die als onderwijsassistente werkte, had zich op 8 mei 2012 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Na een herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 10 maart 2017. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er verdergaande beperkingen in haar Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) hadden moeten worden opgenomen.
De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in haar rapporten afdoende gemotiveerd waarom de beperkingen in de FML correct waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking. De Raad volgde de argumentatie van het Uwv en de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen te twijfelen.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 18 maart 2020.