In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv inzake de toekenning van een WIA-uitkering. De zaak betreft de vraag of betrokkene, een (ex-)werkneemster die sinds 2014 arbeidsongeschikt is, recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering. De Raad oordeelt dat de primaire verzekeringsarts zich niet heeft uitgelaten over de duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid van betrokkene. Er zijn geen inlichtingen ingewonnen bij de behandelaars van betrokkene, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op het bestaan van een conversiestoornis op de datum in geding. Hierdoor is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en niet voldoende gemotiveerd. De Raad draagt het Uwv op om een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellante te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.