ECLI:NL:CRVB:2020:689
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ANW-uitkering met terugwerkende kracht na fout van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aanvroeg, had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat haar echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Na een nieuwe aanvraag in 2015, waarbij appellante aangaf een Franse uitkering te ontvangen, heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) het eerdere besluit gehandhaafd. De Svb heeft uiteindelijk een ANW-uitkering toegekend met terugwerkende kracht van één jaar, wat appellante betwistte in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het eerdere besluit onmiskenbaar onjuist was door een fout van appellante. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Svb niet verantwoordelijk was voor de onjuiste informatie die appellante had verstrekt. De Raad bevestigde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verdere terugwerkende kracht rechtvaardigden. De getuigenverklaring die appellante in hoger beroep aanvoerde, leidde niet tot een ander oordeel. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.