ECLI:NL:CRVB:2020:657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassen van de kostendelersnorm in verband met afronden studie inwonende meerderjarige dochter
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 1 mei 2018. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstand van appellante, die in verband met de toepassing van de kostendelersnorm door het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer, thans Midden-Groningen, werd herzien. De kostendelersnorm werd per 8 juli 2016 toegepast omdat de 21-jarige dochter van appellante vanaf dat moment niet langer studeerde, wat appellante niet had gemeld bij het college. De dochter was op 28 november 2016 niet langer ingeschreven op het adres van appellante, wat leidde tot de herziening van de bijstand over de periode van 8 juli 2016 tot en met 27 november 2016, met een terug te vorderen bedrag van € 2.056,58.
Appellante betwist de toepassing van de kostendelersnorm en stelt dat het college op de hoogte was van de situatie van haar dochter. Ze ging ervan uit dat ze aan haar inlichtingenverplichting had voldaan en was nooit gewezen op de gevolgen van het beëindigen van de studie van haar dochter. De Raad oordeelt echter dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het einde van de studie van haar dochter invloed zou hebben op haar recht op bijstand en dat zij dit had moeten melden. De verantwoordelijkheid om wijzigingen te melden ligt bij appellante.
Daarnaast voert appellante aan dat haar dochter al medio oktober 2016 is verhuisd en dat de kostendelersnorm daarom over een kortere periode had moeten worden toegepast. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat er eerder een wijziging in de woonsituatie van haar dochter heeft plaatsgevonden. Ook haar beroep op dringende redenen om van de terugvordering af te zien, is niet voldoende onderbouwd. De Raad bevestigt daarom de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling.