ECLI:NL:CRVB:2020:657

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
18/3084 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassen van de kostendelersnorm in verband met afronden studie inwonende meerderjarige dochter

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 1 mei 2018. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstand van appellante, die in verband met de toepassing van de kostendelersnorm door het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer, thans Midden-Groningen, werd herzien. De kostendelersnorm werd per 8 juli 2016 toegepast omdat de 21-jarige dochter van appellante vanaf dat moment niet langer studeerde, wat appellante niet had gemeld bij het college. De dochter was op 28 november 2016 niet langer ingeschreven op het adres van appellante, wat leidde tot de herziening van de bijstand over de periode van 8 juli 2016 tot en met 27 november 2016, met een terug te vorderen bedrag van € 2.056,58.

Appellante betwist de toepassing van de kostendelersnorm en stelt dat het college op de hoogte was van de situatie van haar dochter. Ze ging ervan uit dat ze aan haar inlichtingenverplichting had voldaan en was nooit gewezen op de gevolgen van het beëindigen van de studie van haar dochter. De Raad oordeelt echter dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het einde van de studie van haar dochter invloed zou hebben op haar recht op bijstand en dat zij dit had moeten melden. De verantwoordelijkheid om wijzigingen te melden ligt bij appellante.

Daarnaast voert appellante aan dat haar dochter al medio oktober 2016 is verhuisd en dat de kostendelersnorm daarom over een kortere periode had moeten worden toegepast. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat er eerder een wijziging in de woonsituatie van haar dochter heeft plaatsgevonden. Ook haar beroep op dringende redenen om van de terugvordering af te zien, is niet voldoende onderbouwd. De Raad bevestigt daarom de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

18.3084 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 10 maart 2020
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 mei 2018, 17/2296 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer, thans Midden‑Groningen (college)
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: L.R. Daman
Namens appellante is verschenen mr. M. Schlepers, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N. Assmann.

BESLISSING

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de herziening en terugvordering van bijstand van appellante in verband met toepassing van de kostendelersnorm. Het college heeft de kostendelersnorm per 8 juli 2016 toegepast omdat de 21 jarige dochter van appellante vanaf dat moment niet langer studeerde. Appellante had dat niet gemeld bij het college.
Omdat de dochter op 28 november 2016 niet langer stond ingeschreven op het adres van appellante, heeft het college de bijstand herzien over de periode 8 juli 2016 tot en met 27 november 2016. Het over die periode terug te vorderen bedrag bedraagt € 2.056,58.
Niet in geschil is dat de dochter na haar afstuderen op 7 juli 2016 als kostendelende medebewoner moet worden beschouwd. Appellante heeft echter aangevoerd dat het college op de hoogte was van de situatie dat de dochter inwonend was. Zij ging ervan uit dat zij aan haar inlichtingenverplichting had voldaan. Ook is zij er nooit op gewezen dat de dochter na het einde van haar studie als kostendeler zou worden beschouwd.
Deze grond slaagt niet. Dat is reeds het geval omdat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het einde van de studie van haar inwonende dochter en daarmee ook het einde van het recht op studiefinanciering redelijkerwijs van invloed zouden kunnen zijn op het recht op bijstand. Zij had dit daarom moeten melden. Daarbij kan in het midden blijven of het college appellante hierover onvoldoende heeft voorgelicht, zoals appellante stelt en het college betwist. De verantwoordelijkheid om de genoemde wijzigingen te melden ligt immers bij appellante.
Appellante voert voorts aan dat de dochter al medio oktober is verhuisd en niet per 28 november 2016. De kostendelersnorm had daarom over een kortere periode moeten worden toegepast. Appellante wijst in dit verband op een betaling van € 450,- aan de verhuurder van de dochter op 21 oktober 2016. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat daaruit niets blijkt over de feitelijke woonsituatie van de dochter. Gelet op het feit dat appellante niet heeft doorgegeven dat de dochter op enig moment is verhuisd, de dochter per 28 november 2016 in de Basisregistratie personen is uitgeschreven van het adres van appellante en de huurovereenkomst op het nieuwe adres op 27 november 2016 is ingegaan, is met de betaling van een bedrag van € 450,- aan de verhuurder niet aannemelijk dat al per de datum van die betaling een wijziging is opgetreden in de feitelijke woonsituatie van de dochter.
Appellante heeft tot slot niet nader gemotiveerd een beroep gedaan op dringende redenen om van de terugvordering af te zien. Zij had dat beroep nader moeten onderbouwen en daarbij moeten aangeven welke onaanvaardbare gevolgen de terugvordering heeft. Dat heeft zij niet gedaan, zodat ook die grond niet slaagt.
Dit betekent dat de aangevoerde gronden niet slagen. De aangevallen uitspraak zal om die reden worden bevestigd.
Voor een kostenveroordeling is dan geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L.R. Daman (getekend) P.W. van Straalen