ECLI:NL:CRVB:2020:656
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met ontvangst van contanten
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard. De bijstand is ingetrokken per 1 juli 2014, en het college vordert kosten van bijstand terug over de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 juli 2015, tot een bedrag van € 7.527,43. De reden voor deze intrekking en terugvordering is dat appellante op 27 juni 2014 een bedrag van € 15.000,- in contanten heeft ontvangen. Daarnaast wordt gesteld dat een op 28 juni 2014 aangeschafte auto ter waarde van € 7.200,- tot het vermogen van appellante moet worden gerekend.
Appellante heeft een overeenkomst met haar ex-partner waarin staat dat zij € 15.000,- in contanten zal ontvangen. De ex-partner heeft bevestigd dat hij dit bedrag op 27 juni 2014 aan appellante heeft betaald. Appellante betwist echter dat het om € 15.000,- gaat en stelt dat het bedrag € 12.000,- was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze bewering en dat het aannemelijk is dat appellante daadwerkelijk € 15.000,- heeft ontvangen.
Daarnaast heeft appellante niet kunnen aantonen dat zij dit bedrag op dezelfde dag heeft gebruikt om schulden af te lossen. De verklaringen die zij heeft overgelegd zijn niet overtuigend en er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat zij schulden had op het moment van haar aanvraag voor bijstand. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het bedrag van € 15.000,- tot het vermogen van appellante moet worden gerekend, en dat het hoger beroep niet slaagt. De beslissing van de rechtbank Gelderland wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.