ECLI:NL:CRVB:2020:646
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van WIA-uitkering en geschiktheid voor voorbeeldfuncties na rugklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2017. De appellant, die als restauratiestukadoor werkzaam was, had zich op 8 augustus 2012 ziek gemeld vanwege rugklachten. Na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd vastgesteld dat hij geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat hij geschikt werd geacht voor drie voorbeeldfuncties. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de beoordeling van de verzekeringsartsen te betwisten.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische problemen en lichamelijke klachten. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat de belastbaarheid van de appellant in de voorbeeldfuncties niet werd overschreden. De Raad oordeelde dat de argumenten van de appellant, waaronder een rapport van de Landelijke Expertisebalie, geen aanleiding gaven om de eerdere beslissing te herzien. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.