Uitspraak
18 mei 2017, 16/8024 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. I.G.M. van Gorkum, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 18 mei 2017 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/8024. Op 16 oktober 2019 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 4 november 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten van appellante, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 3.276,92, inclusief kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De kosten zijn als volgt verdeeld: € 1.050,- voor bezwaar, € 1.050,- voor beroep en € 1.050,- voor hoger beroep, naast bijkomende kosten voor medische informatie en reiskosten.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2020. De Raad heeft appellante de mogelijkheid gegeven om het betaalde griffierecht rechtstreeks bij het Uwv te vorderen.