ECLI:NL:CRVB:2020:644

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
17/4486 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. I.G.M. van Gorkum, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 18 mei 2017 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/8024. Op 16 oktober 2019 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 4 november 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten van appellante, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 3.276,92, inclusief kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De kosten zijn als volgt verdeeld: € 1.050,- voor bezwaar, € 1.050,- voor beroep en € 1.050,- voor hoger beroep, naast bijkomende kosten voor medische informatie en reiskosten.

De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2020. De Raad heeft appellante de mogelijkheid gegeven om het betaalde griffierecht rechtstreeks bij het Uwv te vorderen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 maart 2020
17/4486 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
18 mei 2017, 16/8024 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. I.G.M. van Gorkum, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 16 oktober 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 4 november 2019 heeft mr. Van Gorkum namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 oktober 2019 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting), € 1.050,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.050,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) voor verleende rechtsbijstand.
Met betrekking tot de gemaakte kosten van € 99,24 in verband met het opvragen van medische informatie, is de Raad van oordeel dat deze nota voor vergoeding in aanmerking komt.
De reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de Raad komen tot een bedrag van € 27,68 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.276,92.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L.R. Scherpenzeel‑Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier

VC