ECLI:NL:CRVB:2020:61
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvraag en bedrijfskapitaal op grond van BBZ wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die van 8 april 2014 tot 1 april 2016 bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Deze aanvraag was gericht op het dekken van de noodzakelijke kosten van bestaan en bedrijfskapitaal voor een nieuw op te richten onderneming die zich richtte op de ontwikkeling van een milieuvriendelijke warmte-/koude-pomp.
Het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard heeft de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar een advies van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), dat concludeerde dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat er geen concrete aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het IMK-advies. De Raad bevestigde dat appellant onvoldoende objectieve gegevens had ingediend om zijn stelling van levensvatbaarheid te onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het college zorgvuldig had gehandeld en dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad benadrukte dat appellant in de gelegenheid was gesteld zijn bezwaren naar voren te brengen en dat er geen sprake was van onzorgvuldig onderzoek of besluitvorming.