Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak, maar heeft het griffierecht van € 128,- niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks een beroep op betalingsonmacht, heeft de Raad geoordeeld dat appellant niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig is betaald en heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.