ECLI:NL:CRVB:2020:583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling van de belastbaarheid van appellant na hartinfarct
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een loongerelateerde WGA-uitkering aanvroeg na een hartinfarct. Appellant was eerder in aanmerking gekomen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar na een eerdere beoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een nieuwe ziekmelding in 2015 en een daaropvolgende aanvraag voor een WIA-uitkering, heeft het Uwv in 2017 appellant alsnog een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, omdat hij toen 62,32% arbeidsongeschikt was.
De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat het Uwv zijn medische beperkingen had onderschat. Hij voerde aan dat de verzekeringsarts de door hem ingebrachte medische informatie te eenvoudig had gepasseerd en dat er aanleiding was voor aanvullend onderzoek. Appellant overhandigde een brief van zijn cardioloog waarin een verslechtering van zijn gezondheid werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv de belastbaarheid van appellant op de relevante datum correct had ingeschat en dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een deskundige, aangezien de medische beperkingen zoals vastgesteld door het Uwv juist waren. De uitspraak bevestigde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.