ECLI:NL:CRVB:2020:575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die sinds 2011 arbeidsongeschikt is door burn-outklachten en klachten aan zijn linkerarm. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant in 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar deze is later beëindigd op basis van een beoordeling die concludeerde dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 4 maart 2020 behandeld. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij lijdt aan een lang bestaande lumbago met uitstraling naar het rechterbeen, wat zijn geschiktheid voor bepaalde functies zou beïnvloeden. Het Uwv heeft echter gesteld dat de medische rapporten, inclusief een multidisciplinair onderzoek, zijn meegewogen in de oordeelsvorming. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht heeft vastgesteld op minder dan 35% en dat de beëindiging van de WGA-uitkering gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv correct beoordeeld en de Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen.
De uitspraak bevestigt dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid zorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische informatie adequaat is meegenomen in de besluitvorming. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraken te herzien en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd.