ECLI:NL:CRVB:2020:571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van een ZW-uitkering aanvraag
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv niet-ontvankelijk had verklaard. Het Uwv had eerder de aanvraag van appellante voor een ZW-uitkering afgewezen, omdat haar werkgever verplicht was om loon door te betalen tijdens ziekte. Appellante had bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij dit te laat had gedaan. De rechtbank oordeelde dat appellante geen ontvankelijk bezwaar had gemaakt en dat zij niet in een nadeliger positie was geraakt door het bestreden besluit van het Uwv. In hoger beroep voerde appellante aan dat het Uwv de indruk had gewekt dat haar werkgever namens haar optrad, en dat zij misleid was. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellante terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag voor de ZW-uitkering, omdat de procedurele aspecten voorop stonden. De uitspraak werd gedaan op 27 februari 2020.