ECLI:NL:CRVB:2020:569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewetuitkering op basis van verdienvermogen en medische geschiktheid
Op 20 februari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/3296 ZW-PV. Deze uitspraak betreft het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 26 april 2018, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 9 augustus 2017 besloten om de Ziektewetuitkering van appellante te beëindigen, omdat haar verdienvermogen hoger was dan 65% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat zij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. Echter, de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en de onderliggende overwegingen. Appellante heeft niet aangetoond waarom de conclusies van de bedrijfsarts, die door de verzekeringsarts zijn gecontrasigneerd, niet als zorgvuldig kunnen worden beschouwd. Ook heeft zij geen medische stukken overgelegd die twijfel zaaien over de door het Uwv aangenomen belastbaarheid per 23 maart 2017.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer de beslissing hebben ondertekend.