ECLI:NL:CRVB:2020:531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opgelegde bestuurlijke boete wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving van 31 mei 2017 tot en met 31 januari 2018 bijstand op basis van de Participatiewet. In januari 2018 ontving hij echter ook een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) over december 2017, welke hij niet heeft gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Dit leidde tot een herziening van de bijstand en een terugvordering van € 248,81 aan ten onrechte verstrekte bijstand. Daarnaast werd er een bestuurlijke boete van € 124,41 opgelegd wegens het niet melden van de WW-uitkering, wat volgens het college een schending van de inlichtingenverplichting inhield.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij wel alle relevante informatie tijdig had doorgegeven en dat de boete te hoog was. De Raad oordeelde echter dat het college terecht had vastgesteld dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de WW-uitkering niet te melden. De opgelegde boete werd als evenredig aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid beschouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de boete in stand bleef.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.