ECLI:NL:CRVB:2020:520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
19/1795 AWBZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) over 2012 en 2013

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een persoonsgebonden budget (pgb) ontving op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Het zorgkantoor, Stichting Zorgkantoor Menzis, heeft het pgb over de jaren 2012 en de eerste helft van 2013 ingetrokken en het uitbetaalde voorschot teruggevorderd. Appellant heeft verzocht om terug te komen op deze besluiten, maar dit verzoek is afgewezen. De afwijzing is na bezwaar gehandhaafd door de rechtbank Noord-Nederland, die in haar uitspraak van 12 maart 2019, zaaknummer 18/2040, oordeelde dat het zorgkantoor het verzoek van appellant terecht had afgewezen.

In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd of redenen gegeven waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Hij heeft enkel verwezen naar de argumenten die in de eerdere procedure zijn aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het handhaven van het oorspronkelijke besluit niet onredelijk is. De Raad wijst erop dat de nieuwe informatie die appellant heeft ingediend, namelijk verantwoordingsformulieren, niet leidt tot een verplichting voor het zorgkantoor om deze inhoudelijk te beoordelen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.1795 AWBZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 maart 2019, 18/2040 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Stichting Zorgkantoor Menzis (zorgkantoor)
Datum uitspraak: 5 februari 2020
Zitting heeft: J. Brand
Griffier: E.D. de Jong
Ter zitting zijn verschenen: mr. C.J. van der Have (namens appellant)

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant heeft een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen.
2. Het zorgkantoor heeft het pgb over 2012 en de eerste helft van 2013 ingetrokken en het uitbetaalde voorschot van appellant teruggevorderd. De besluiten waarbij dat is gebeurd zijn in rechte komen vast te staan. Appellant heeft het zorgkantoor verzocht van deze besluiten terug te komen. Dat verzoek is afgewezen. De afwijzing is na bezwaar gehandhaafd.
3. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak tot het oordeel gekomen dat het zorgkantoor het verzoek van appellant heeft mogen afwijzen en dat de afwijzing in bezwaar mocht worden gehandhaafd. Dat oordeel is uitgebreid en met verwijzing naar relevante rechtspraak van de Raad gemotiveerd.
4. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft in hoger beroep uitsluitend verwezen naar wat in beroep is aangevoerd. In de overwegingen van de aangevallen uitspraak is de rechtbank daarop ingegaan. De Raad onderschrijft de overwegingen die tot het oordeel in de aangevallen uitspraak hebben geleid en neemt deze over. Wat ter zitting bij de Raad nog is aangevoerd, leidt niet tot een ander gezichtspunt. Dat er alsnog, zoals appellant heeft gesteld, verantwoordingsformulieren zijn ingeleverd, betekent niet dat het zorgkantoor tot een inhoudelijke beoordeling daarvan verplicht was. Het handhaven van het oorspronkelijke besluit is, bezien in het licht van wat door appellant naar voren is gebracht, niet evident onredelijk. De Raad verwijst in dit verband nog naar zijn uitspraak van 17 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2423. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.D. de Jong (getekend) J. Brand