ECLI:NL:CRVB:2020:516
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante was niet verschenen ter zitting, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. W. de Rooij-Bal. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder was vastgesteld op 80 tot 100%, per 23 februari 2017 verlaagd naar 40,54%. Dit besluit werd door de rechtbank Den Haag ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de bestreden uitspraak. Dit was gebaseerd op het feit dat per 1 maart 2019 voor appellante geen inkomenseis meer gold, omdat zij op 12 april 2018 door het Uwv weer als volledig arbeidsongeschikt was aangemerkt. Hierdoor werd haar WGA-loonaanvullingsuitkering ongewijzigd voortgezet. De Raad concludeerde dat appellante niet had gesteld dat zij recht had op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-loonaanvullingsuitkering op de in geding zijnde datum.
Gelet op deze omstandigheden verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.