ECLI:NL:CRVB:2020:513
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verlenging tijdelijke aanstelling ambtenaar
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 28 november 2018 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere ongegrond verklaarde. Appellante was sinds 1 september 2016 tijdelijk aangesteld in de functie van ambtenaar, met de belofte dat bij gebleken geschiktheid deze aanstelling zou worden omgezet in een vaste aanstelling. Echter, na een beoordeling door haar leidinggevende, waarin haar functioneren als onvoldoende werd aangemerkt, besloot het college om de tijdelijke aanstelling met zes maanden te verlengen in plaats van om te zetten naar een vaste aanstelling. Appellante stelde dat het besluit tot verlenging onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen en niet deugdelijk was gemotiveerd, en dat de beoordeling niet door het bevoegd gezag was vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat er nog twijfel bestond over de geschiktheid van appellante voor de functie, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de beoordeling en de verslagen van de gesprekken voldoende basis boden voor het besluit van het college, ondanks de positieve punten die ook in de verslagen naar voren kwamen.