ECLI:NL:CRVB:2020:489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening na afgebroken huisbezoek door Drechtstedenbestuur
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het Drechtstedenbestuur, na een huisbezoek dat voortijdig werd afgebroken. Appellante had op 15 februari 2017 opnieuw bijstand aangevraagd na een eerdere intrekking van haar bijstand. Tijdens het huisbezoek op 5 april 2017 gedroeg appellante zich echter dreigend, waardoor de medewerkers van de Sociale Dienst Drechtsteden het huisbezoek niet konden voortzetten. Het bestuur heeft de aanvraag afgewezen omdat de woonsituatie niet kon worden beoordeeld door het afgebroken huisbezoek. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het huisbezoek niet had hoeven worden afgebroken en dat zij recht had op een hersteltermijn of afkoelingsperiode. De Raad heeft echter geoordeeld dat het bestuur terecht heeft gesteld dat appellante onvoldoende heeft meegewerkt aan het huisbezoek. De medewerkers hebben appellante meerdere keren aangesproken op haar gedrag en haar de kans gegeven om zich aan te passen, maar zij weigerde dit. De Raad heeft bevestigd dat het bestuur geen hersteltermijn of afkoelingsperiode hoefde te bieden, aangezien het protocol voor huisbezoeken dit niet voorschrijft. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigt.