In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 april 2019 het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Midden-Holland ongegrond verklaarde. Appellant, werkzaam voor de provincie, was per 1 juli 2012 geplaatst bij de RUD Omgevingsdienst en had een garantietoeslag die per 1 april 2017 werd aangepast. Het dagelijks bestuur had deze aanpassing gedaan vanwege een wijziging in het salarisperspectief van appellant. Appellant stelde dat de verhogingen ingevolge de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) buiten beschouwing moesten blijven bij de herberekening van de garantietoeslag.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Beleidskader leidend is voor de berekening van de garantietoeslag. De Raad bevestigde dat de eerdere uitspraak van 18 januari 2018 relevant was, waarin was vastgesteld dat de ambtenaar recht heeft op het salaris en salarisperspectief tot het maximum van de functieschaal. De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur niet onterecht had gehandeld door de garantietoeslag opnieuw te berekenen in overeenstemming met het Beleidskader. Het betoog van appellant dat eerdere CAO-verhogingen buiten beschouwing moesten blijven, werd verworpen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.