In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ede niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet en had op 29 maart 2018 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van woninginrichting. Het college kende een lening toe voor de vloer, maar wees de aanvraag voor andere kosten af. Appellante maakte op 2 mei 2018 bezwaar per e-mail, maar het college stelde dat het bezwaarschrift per post moest worden ingediend. Na herhaalde verzoeken om het bezwaarschrift alsnog per post in te dienen, verklaarde het college het bezwaar op 12 juli 2018 niet-ontvankelijk.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante in verzuim was omdat het bezwaarschrift niet op de juiste wijze elektronisch was ingediend. De Raad benadrukte dat het indienen van een bezwaarschrift per e-mail niet gelijkgesteld kan worden aan het schriftelijk indienen per post. De Raad bevestigde dat het college appellante correct had geïnformeerd over de vereisten voor het indienen van bezwaar en dat appellante niet aan deze vereisten had voldaan. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.