ECLI:NL:CRVB:2020:445

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
18-6496 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift ingediend per e-mail

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ede niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet en had op 29 maart 2018 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van woninginrichting. Het college kende een lening toe voor de vloer, maar wees de aanvraag voor andere kosten af. Appellante maakte op 2 mei 2018 bezwaar per e-mail, maar het college stelde dat het bezwaarschrift per post moest worden ingediend. Na herhaalde verzoeken om het bezwaarschrift alsnog per post in te dienen, verklaarde het college het bezwaar op 12 juli 2018 niet-ontvankelijk.

De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante in verzuim was omdat het bezwaarschrift niet op de juiste wijze elektronisch was ingediend. De Raad benadrukte dat het indienen van een bezwaarschrift per e-mail niet gelijkgesteld kan worden aan het schriftelijk indienen per post. De Raad bevestigde dat het college appellante correct had geïnformeerd over de vereisten voor het indienen van bezwaar en dat appellante niet aan deze vereisten had voldaan. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

18 6496 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 25 februari 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
14 november 2018, 18/4636 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Ede (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.G. Blasweiler, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2020. Namens appellante is verschenen mr. Blasweiler. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.T. Aaldering.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande ouder.
1.2.
Op 29 maart 2018 heeft appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting. Bij besluit van 17 april 2018 heeft het college bijzondere bijstand in de vorm van een lening toegekend voor de kosten van een vloer en de aanvraag voor de kosten van stoelen, kasten, een matras en muurverf afgewezen.
1.3.
Tegen dit besluit heeft de gemachtigde van appellante op 2 mei 2018 per e-mailbericht, verstuurd naar het e-mailadres gemeente@ede.nl, bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is als bijlage bij het e-mailbericht meegezonden. Op 14 mei 2018 heeft een juridisch medewerker bezwaar en beroep van de gemeente Ede een e-mailbericht gestuurd naar de gemachtigde van appellante met de mededeling dat het bezwaarschrift per post ontvangen dient te worden, aangezien dit een vereiste is om het in behandeling te nemen. Verzocht is het bezwaarschrift alsnog via de post toe te sturen. Op 29 mei 2018 is per brief aan de gemachtigde van appellante meegedeeld dat het bezwaarschrift tot op heden niet per post is ontvangen. De gemachtigde wordt tot uiterlijk 6 juni 2018 in de gelegenheid gesteld om het bezwaarschrift alsnog in te dienen. Mocht het bezwaarschrift voor deze datum niet zijn ontvangen, dan kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard.
1.4.
Bij besluit van 12 juli 2018 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 17 april 2018 niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Sinds de inwerkingtreding van Afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is ingevolge artikel 2:13, eerste lid, van de Awb hoofdregel dat elektronisch berichtenverkeer tussen burgers en bestuursorganen mogelijk is, mits de bepalingen van deze afdeling in acht worden genomen. Op grond van artikel 2:15, eerste lid, van de Awb kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg. Artikel 2:15 van de Awb maakt een uitzondering op het schriftelijkheidsvereiste.
4.2.
Zoals ook is opgenomen in de bezwaarclausule onder het besluit van 17 april 2018, heeft het college voor het maken van bezwaar de elektronische weg geopend en daaraan als voorwaarde verbonden dat gebruik wordt gemaakt van een digitaal formulier ‘bezwaarschrift indienen’ in te vullen op
www.ede.nl/bezwaarmaken. Vaststaat dat appellante niet op de door het college voorgeschreven wijze een bezwaarschrift heeft ingediend via de elektronische weg. Dit heeft appellante ook niet betwist.
4.3.
Daarnaast bestond de mogelijkheid per brief bezwaar te maken. Ter beoordeling ligt voor of het college terecht het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 april 2018
niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat het bezwaarschrift niet schriftelijk, per post, is ontvangen.
4.4.
Appellante heeft betoogd dat is voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb. Er is schriftelijk middels een ondertekende brief een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift heeft de gemachtigde van appellante per e-mail verzonden naar het algemene e-mailadres van de gemeente dat door het bestuursorgaan is opengesteld voor derden. Hiermee is volgens appellante het bezwaarschrift niet digitaal ingediend. Het is een brief die per e-mail is verzonden in plaats van per post.
4.5.
Deze beroepsgrond van appellante slaagt niet. Het als bijlage bij een e-mailbericht versturen van een bezwaarschrift kan niet worden gelijk gesteld aan het schriftelijk verzenden van een bezwaarschrift per post. Op het moment dat het bezwaarschrift per e-mail wordt verzonden, valt het onder het verkeer langs elektronische weg en dienen de regels van afdeling 2.3 van de Awb in acht te worden genomen. Dit blijkt ook uit de memorie van toelichting bij de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer, TK 2001-2002, 28 483, nr. 37, p. 6 en 37. Hierin is vermeld dat het gebruik van de e-mail onder verkeer langs elektronische weg valt en dat onder verzending langs elektronische weg iedere vorm van gegevensuitwisseling met een ander wordt verstaan. Daarbij kan het bijvoorbeeld, zoals uitdrukkelijk staat vermeld, ook gaan om het langs elektronische weg indienen of overleggen van bepaalde stukken, zoals het indienen van een bezwaarschrift. Voor wat betreft het als bijlage bij een e-mailbericht indienen van een bezwaarschrift wordt ook verwezen naar de uitspraak van 20 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1444. Dat de bijlage bij het e-mailbericht kan worden uitgeprint en daarmee zoals appellante heeft gesteld schriftelijk is, doet niet af aan het gegeven dat het bericht langs elektronische weg is verzonden.
4.6.
Uit 4.2 en 4.5 volgt dat appellante met de indiening van het bezwaarschrift per
e-mailbericht in verzuim was, omdat het bezwaarschrift niet op de juiste wijze elektronisch was ingediend en ook niet voldeed aan het schriftelijkheidsvereiste. Niet in geschil is dat het college appellante in kennis heeft gesteld van de weigering om het bezwaarschrift te aanvaarden en haar de gelegenheid heeft geboden het bezwaarschrift alsnog op niet elektronische wijze in te dienen. De gemachtigde van appellante heeft ter zitting bevestigd dat hij het bezwaarschrift niet per post heeft ingediend.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van R.I.S. van Haaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2020.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) R.I.S. van Haaren