ECLI:NL:CRVB:2020:443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond heeft verklaard. Appellant had bijstand aangevraagd op basis van de Participatiewet (PW) na zijn terugkeer naar Nederland op 29 januari 2016. De aanvraag werd echter buiten behandeling gesteld omdat appellant niet de benodigde gegevens had overgelegd. Na een tweede melding op 25 april 2016 werd hem bijstand toegekend, maar met een korting van 18% vanwege het ontbreken van woonkosten. Appellant stelde dat hij door bijzondere omstandigheden, waaronder psychische problemen, niet in staat was zich eerder te melden voor bijstand. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door deze omstandigheden niet in staat was om zich eerder te melden. De Raad bevestigde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.