ECLI:NL:CRVB:2020:436
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.L. Thiescheffer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan. Verzoeker ontvangt al geruime tijd bijstand naar de norm voor een alleenstaande en is onder beschermingsbewind geplaatst. Hij heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, welke door het college van burgemeester en wethouders van Groningen is afgewezen. Na een heroverweging heeft het college alsnog bijzondere bijstand toegekend, maar deze werd beëindigd omdat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor voortzetting van de bijstand.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college en een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, maar het college heeft de bijstand tot en met december 2019 verstrekt. In hoger beroep heeft verzoeker opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening gedaan, waarbij hij stelt dat hij vanaf 1 januari 2020 niet in staat is de kosten van bewindvoering te voldoen. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot het verstrekken van een voorschot voor deze kosten.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voldoet aan het vereiste van materiële connexiteit, omdat het geschil in de bodemprocedure betrekking heeft op eerdere besluiten en niet op de gevorderde bijstand voor de toekomst. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.