ECLI:NL:CRVB:2020:432
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nabetalingen bijstand na vernietiging besluit tot intrekking; beoordeling woon- en leefsituatie appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de intrekking van zijn bijstandsuitkering werd bevestigd. Appellant ontving sinds 3 september 2008 bijstand als alleenstaande ouder, maar deze werd op 21 december 2012 ingetrokken wegens schending van de inlichtingenverplichting. De Raad heeft eerder geoordeeld dat deze intrekking onrechtmatig was en heeft de besluiten van het college herroepen. De zaak betreft nu de nabetaling van bijstand over de periode van 1 december 2012 tot en met 31 mei 2015, waarbij het college rekening heeft gehouden met de gewijzigde woon- en leefsituatie van appellant. Appellant stelt dat hij recht heeft op een hogere nabetaling, maar de Raad oordeelt dat de nabetaling van € 22.116,69 correct is vastgesteld op basis van de feitelijke omstandigheden. De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen causaal verband is aangetoond tussen de onrechtmatige intrekking en de gestelde schade. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.