ECLI:NL:CRVB:2015:968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening op basis van woonadres en onderzoeksbevindingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 3 september 2008 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en stond ingeschreven op een bepaald uitkeringsadres. Naar aanleiding van een fraudemelding heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet woonachtig was op het uitkeringsadres, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstand per 1 december 2012.
De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van de gemeente ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad benadrukte dat het college de last had om aannemelijk te maken dat appellant niet woonde op het uitkeringsadres, wat niet was gelukt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraken en herstelde de besluiten van de gemeente, waardoor de bijstandsverlening werd hersteld.
Daarnaast werd het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 5.880,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 maart 2015.