ECLI:NL:CRVB:2020:429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 3 september 2008 bijstand ontving, had in 2012 zijn bijstand verloren door schending van de inlichtingenverplichting. Na een eerdere uitspraak in 2015, waarbij de intrekking van de bijstand onterecht werd bevonden, ontving de appellant nabetalingen en een schadevergoeding. In 2017 vroeg hij bijzondere bijstand aan voor inrichtingskosten van zijn woning, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam wees deze aanvraag af, omdat de kosten als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan werden beschouwd en er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn situatie bijzondere omstandigheden met zich meebracht, die rechtvaardigden dat hij bijzondere bijstand zou ontvangen. De Raad oordeelde echter dat de appellant voldoende mogelijkheden had gehad om voor de inrichtingskosten te reserveren uit zijn inkomen. De Raad bevestigde dat de kosten noodzakelijk waren, maar dat deze voortvloeiden uit algemene omstandigheden en niet uit bijzondere omstandigheden. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.